Maandag 24 maart 2024 om
20.00 uur
Cultuurcentrum Hasselt - kleine schouwburg
Toegang: 5,00 euro
Zonder mijn geloof kan ik de ellende in de wereld niet verdragen
Wij zijn niet het centrum van de wereld
Erik Borgman
lekendominicaan en hoogleraar theologie
Prof. Erik Borgman (1957) is lekendominicaan en hoogleraar theologie aan de Tilburg University. Hij studeerde theologie in Nijmegen en promoveerde cum laude op de bevrijdingstheologie. Erik Borgman, één van de bekendste theologen van Nederland, doordenkt de grote vragen van de traditie en de moderne cultuur en neemt deel aan het publieke debat. Hij schreef talrijke boeken en essays over actuele theologische onderwerpen en vraagstukken.
Ik werd in mijn leven steeds weer gevonden
De Nieuwe Koers, 27 maart 2024
Sjoerd Wielenga
Gevoelig, angstig en dyslectisch vertrok een jonge Erik Borgman naar de katholieke mavo. Inmiddels is hij als lekendominicaan en hoogleraar een belangrijke stem in het publieke debat. "Als kind had ik het gevoel dat ik was uitverkoren om iets te zeggen in het leven."
Exodus 2:3-5: ‘Toen ze geen kans zag haar zoon nog langer verborgen te houden, nam ze een mand van papyrus, bestreek die met pek en teer, legde het kind erin en zette de mand tussen het riet langs de oever van de Nijl.’
Ik heb in mijn leven sterk het idee gehad dat ik steeds gevonden werd, zoals Mozes door de dochter van de farao gevonden werd in zijn biezenmandje. Allerlei dingen overkwamen mij onverwacht: door verhuizingen veranderde ik regelmatig van school. Ik mocht van de mavo in één keer naar het atheneum. Ik zou in Utrecht studeren, maar ging toch naar Nijmegen. Alles pakte positief uit: het was genade op genade. Het toeval bedreigde me niet, maar het onverwachte was een geschenk dat me toeviel. Evenals dat er altijd mensen waren die zich voor mij interesseerden: ik was een ongewoon kind, maar er was altijd wel een onderwijzer of andere zorgzame volwassene die op het juiste moment zag wat ik nodig had en wat ik kon. Ik hoefde daar zelf niets voor te doen, zij namen het initiatief. Ze vonden mij.
Dat de genade vooruitgaat, is voor mij een belangrijk theologisch punt. Pas als je dankzij die genade de ruimte krijgt, kun je zelf iets doen. Het is dus niet omgekeerd: je hoeft niet eerst te bewijzen dat je mag bestaan. Nee, Gods genade gaat voor je uit. Je wordt uitgenodigd om óók te komen. Ik ben heel nieuwsgierig en ervaar de wereld als een uitnodiging. Dat de wereld zinvol is en begrepen wil worden door jou is een oervorm van religiositeit die mij nooit verlaten heeft. Religie is dus geen zingeving; ik kan de wereld geen zin geven. Het is omgekeerd: de wereld ís er en doet een appel op jou en daarop ingaan geeft jou zin.”
“Toen ik 16 jaar was, zag ik een film over een napalmbombardement in Vietnam. Door mijn bangige aanleg vond ik het verschrikkelijk om te zien. Maar ik keek voor het eerst niet weg. Ik was – en ben – gevoelig voor andermans leed. Daarom zijn het kwaad en het lijden een centraal thema in mijn theologie. In het kerkboekje voor kinderen dat ik had, zag ik hoe Jezus gegeseld werd. Ik kan het zo weer voor de geest halen. Het is voor mij essentieel dat het christendom het lijden serieus neemt en daar God niet buiten laat!
Dat Christus kwam om de wereld te redden, betekent dat de bevrijding van het kwaad al begonnen is. Christus heeft het kwaad verslagen met Pasen. Maar wat is verslagen? Er gaan toch nog steeds mensen kapot aan het kwaad? Het christelijke antwoord is: we lopen niet vast in het kwaad; dat heeft niet het laatste woord. En in Christus draagt God ons, ook te midden van het kwaad. Daarom vertrouwen we erop dat het op een of andere manier goed afloopt en moeten wij zorg hebben voor wat nog níét goed is. Dat Christus het kwaad heeft overwonnen, relativeert je eigen verantwoordelijkheid. Ik zeg weleens: we zouden een T-shirt moeten maken met de tekst van Johannes de Doper: ‘Ik ben de Messias niet!’ Want wij kunnen de wereld niet redden, maar dat hoeft ook niet. De wereld is al gered, wij kunnen meedoen.
In mijn afgelopen kerstpreek vertelde ik over een vluchtelingenkind dat in Nederland geboren is, maar zijn ouders hadden hem niet durven inschrijven, bang om te worden uitgezet. Hij bestaat dus niet, maar – zei ik in die preek – zijn naam stond wel gegrift in Gods handpalm. Het gebeurt me bijna nooit tijdens het preken, maar nu schoot ik vol.”
‘Christenen zouden een T-shirt moeten laten maken met de tekst: “Ik ben de Messias niet!” Wij kunnen en hoeven de wereld niet te redden’
“Als student en promovendus was ik al snel een jonge, veelbelovende theoloog. Daarom werd ik nog voor mijn promotie voorgedragen voor een docentschap dogmatiek aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Voor zo’n benoeming is toestemming van de bisschoppen nodig, maar de bisschoppenconferentie keurde de benoeming niet goed. Dat voelde als een afwijzing en kwam hard aan, ook omdat de héle bisschoppenconferentie erbij betrokken was. Waar kon ik nog terecht?
De achtergronden zijn nooit helemaal duidelijk geworden. Ik was actief voor de progressieve Acht Mei Beweging, die niet in lijn was met waar de bisschoppen voor stonden. Het was sowieso het hoogtij van de polarisatie in de Nederlandse katholieke kerk. Het formele argument was dat ik een leerling van Schillebeeckx was en de bisschoppen graag een ander geluid wilden.
Het was pijnlijk, maar ik had een innerlijke zekerheid: ik heb niets verkeerd gedaan. Na de afwijzing had ik drie mogelijkheden: ik kies een ander vak, ik ga emigreren of ik word protestant. Ik heb geen van drieën gedaan en had vertrouwen dat het goed zou komen. Dat bleek ook toen ik door de dominicanen werd opgevangen: zij namen mij in dienst. Weer zo’n moment van gevonden worden. Ik werd, als niet-kloosterling en gehuwde, lid van de dominicanenorde. De wereld van de religieuze ordes heeft een heel andere sfeer dan het soms nogal formalistische van de bisschoppelijke kant van de kerk. Informeler: vrijwel iedereen noemt elkaar bij de voornaam en wij vloeken ook weleens. Als je mij vraagt wie ik ben, zeg ik: één: katholiek theoloog, twee: dominicaan en drie: ouder, grootouder en echtgenoot. Al het andere komt daarna.
Toen ik jaren later, in 2007 – via een constructie waarbij geen toestemming van de bisschoppenconferentie was vereist – hoogleraar werd, dacht ik: nu klopt het weer. Helder is dat Onze Lieve Heer geen volmaakte kerk heeft gewild. Waarom eigenlijk niet? Het antwoord is natuurlijk omdat ik er in dat geval zelf niet bij zou kunnen horen. Het is logisch dat ook in de kerk klootzakken, machtswellustelingen en ploerten zitten.”
“De liturgie is voor mij altijd een oase geweest. De regelmaat ervan, ook al heb je er geen zin in, maar ook het vieren: je prijst God, ook al voel je je misschien niet fantastisch. En elke keer zeg je: ‘Het was weer niets; kyrie eleison.’ Om vervolgens toch opgebeurd de deur uit gestuurd te worden met de boodschap: ‘Probeer het nog maar een keer opnieuw.’
Door gewoon deel te nemen, word je meegenomen. Het mooie is: de liturgie ís er al en je neemt deel. Protestanten redeneren vaak andersom: de liturgie bestaat omdát mensen samenkomen. Katholieken geloven dat de liturgie er al is en jij daarin mag meedoen. De lichamelijkheid in de liturgie – staan, zitten, buigen – zorgt ervoor dat je meegenomen wordt. Denken en praten kan ik zelf ook wel, maar vieren dat God met ons is, daar hebben we elkaar en daar hebben wij gebaren en geuren en kleuren voor nodig. Protestanten zitten te veel in hun kop en hebben de neiging om alles toe te lichten, dominees die uitvoerig uitleggen waarom ze een kaars aansteken. Hállo! Dóé het gewoon en laat het gebaar spreken!”
‘Denken en praten kan ik zelf ook wel, maar vieren dat God met ons is, daar hebben we elkaar, gebaren, geuren en kleuren voor nodig’
“Mijn probleem is omgekeerd. Ik weet dat ik over mensen heen kan lopen; ik kan met autoriteit iedereen plat praten. Dat wil ik niet en daarin zit mijn onzekerheid. Wanneer ga je te ver en moet je stoppen? Wanneer zeg je: ‘Ik weet het ook even niet?’, terwijl je het wel denkt te weten, maar mensen de ruimte wilt geven? Ik kan soms slecht inschatten wat andere mensen nodig hebben. Zelf heb ik geen groot ego. Als blijkt dat een door mij aangedragen oplossing niet goed is, verruil ik ’m graag voor die van een ander. Ik zie daarom soms slecht dat mensen hun eigenwaarde halen uit het feit dat gebeurt wat zij voorstelden.
Mijn eigen grote valkuil is dat ik altijd de slimste wil zijn. Sterker, ik ben zo arrogant dat ik denk te weten dat ik ook daadwerkelijk de slimste ben en vind dat ik het niet eens aan anderen hoef uit te leggen.” Hij lacht. “Als anderen zich zo gedragen als ik nu doe, vind ik dat heel irritant.”
“Jaren geleden liep ik vlak voor pinksterzondag op een Waddeneiland door de duinen, Ik moest die zondag preken. Ik zag overal kale doornstruikjes. Ineens realiseerde ik me: Pinksteren is dat ál die struikjes brandende braambosjes zijn. God is één, maar Gods Geest is overal. Toegang tot Hem is overal mogelijk. Dat besef voelde voor mij als een spirituele ervaring, zoals Mozes gehad moet hebben.
Toen Mozes God ontmoette in het brandende braambos, zei God dat Hij het lijden van zijn volk kende en dat Hij was afgedaald om het te redden. God incarneert in de wereld, het gaat om een lichamelijk kennen: Ik ben erbij en het gaat Mij aan. Vervolgens: er moet iets aan gebeuren. En drie: jij, Mozes, moet daar een rol in spelen. Die combinatie speelt een grote rol in mijn bestaan. Er wordt een appel op je gedaan, ik heb een rol te spelen omdat de plaats waar ik sta heilige grond is. Ook al lijkt het nergens op, maar omdat God aanwezig is, is de grond heilig. In deze ruimte kunnen wij het uithouden en kunnen wij handelen.”
‘Mijn eigen grote valkuil is dat ik altijd de slimste wil zijn’
“Wij doen hier – in de kerk naast mijn huis – dagelijks het getijdengebed. Vast onderdeel is het bidden voor de overledenen. Ik geloof inderdaad dat wij na de dood opgevangen worden in Gods hand. Daar vallen wij niet uit, ook al kunnen we zelf niet over de grens van de dood heen kijken. We zullen verenigd worden met de mensen die we kwijt zijn en er is herstel: de mensen die vermoord zijn of die niet tot volwassenheid zijn gekomen, overleden kinderen of slachtoffers van mensenhandel, zij zullen hersteld worden en God zal alle tranen van onze ogen wissen.
Tegelijkertijd: het beloofde land is niet alleen maar toekomstverwachting. Het is geen zwitserlevengevoel, het ideale leven na je pensioen. Het koninkrijk is niet ‘Het moet nog allemaal komen’. Want we zijn er al in opgenomen; het is al onder ons. Daar zie je iets van als je je realiseert dat schepselen elkaar in stand houden. Het ene schepsel kan niet bestaan zonder het andere. We worden beschut met deuren van hout, muren van steen, balken van ijzer: ook die grondstoffen worden ons gegeven. We worden in een omvattend ecologisch verband gevoed en beschut. Daarin is het koninkrijk van God aanwezig, ook al is het nog niet volmaakt en helemaal openbaar. Het koninkrijk is als een jazzorkest: uit de chaos ontstaat iets moois en de muzikanten gunnen elkaar in dat spel de ruimte: nu de een, dan de ander. En als het koninkrijk komt, worden we gedragen door Christus’ aanwezigheid.
Of ik na mijn dood een katholieke begrafenis wil? Ja! Absoluut! Ik heb weleens gedacht – als je alles in de kerk ineen ziet storten – wie gaat ons nog fatsoenlijk begraven? Nu heb ik contacten genoeg, dus dat zal geen probleem zijn, maar toch. Het is voor mij heel belangrijk dat ik word toevertrouwd aan de aarde in het geloof dat ik daaruit ook weer opsta: uit stof zijn we gemaakt, tot stof keren wij terug, uit stof zullen wij opstaan. Juist als ik zelf niets meer kan doen, hoop ik dat ik door de ritualiteit van mijn eigen traditie word omgeven en gedragen in de ruimte van God, die mijn leven lang mijn thuis was.”
Erik Borgman(67) woont als lekendominicaan in Utrecht en is hoogleraar theologie in Tilburg. Zijn boek Alle dingen nieuw. Een theologische visie voor de 21e eeuw (KokBoekencentrum) werd verkozen tot Beste Theologische Boek 2019/2020. Hij is getrouwd en heeft twee volwassen dochters en twee kleinzoons.
Uittreksel. Lees het volledige artikel
Alle dingen nieuw
Een theologische visie voor de 21ste eeuw
Uitgever: Kokboekencentrum Non-Fictie
2020
EAN: 9789043533645
De zegen zal worden gegeven
In het document Fiducia Supplicans (18 december 2023) maakt het Vaticaan het zegenen van mensen met een homoseksuele relatie mogelijk. Tot verontwaardiging van Erik Borgman slaan de Nederlandse bisschoppen een heel andere toon aan.
De bisschoppenconferentie stelt vast dat het Dicasterie voor de Geloofsleer in zijn verklaring Fiducia Supplicans overeenkomstig de Heilige Schrift en de Traditie van de Kerk vasthoudt dat een huwelijk alleen mogelijk is tussen man en vrouw en onontbindbaar is en dat irreguliere verhoudingen van welke aard ook op intrinsieke morele bezwaren stuiten.
(Verklaring van de Nederlandse bisschoppen)
In een column in "De tekenen in de tijd" van het Huis Dominicus in Utrecht van januari 2024 verdedigt Erik Borgman de verwelkomende kerk die Jezus voor ogen stond en die paus Franciscus op alle mogelijke en noodzakelijke manieren probeert te herstellen.
Afgelopen donderdag verscheen de reactie van de Nederlandse bisschoppen op Fiducia Supplicans, waarin de Dicasterie voor de Geloofsleer het zegenen van homoseksuele relaties mogelijk maakt. Tot verontwaardiging van Erik Borgman slaan de bisschoppen een heel andere toon aan.
Op 18 december van het vorig jaar maakte de Romeinse Dicasterie voor de Geloofsleer het mogelijk homoseksuele relaties kerkelijk te zegenen. Het document waarin dit gebeurt, heet Fiducia Supplicans, een titel die, zoals altijd bij kerkelijke documenten, is ontleend aan de eerste zin van de tekst. Deze zin luidt, in Nederlandse vertaling: ‘Het smekende vertrouwen – fiducia supplicans, smekend vertrouwen – van het trouwe Volk van God ontvangt de gave van de zegen die uit het Hart van Christus door zijn Kerk stroomt.’ Nu is dit nogal hoogdravend Romeins kerkjargon, maar in gewone mensentaal staat er dat als wij in de kerk vol gelovig vertrouwen om Gods zegen vragen, wij deze zegen ook zullen ontvangen. Jezus heeft ons laten zien dat God zo welwillend is en in Hem en met behulp van zijn nieuwe lichaam, de kerk, is God nog altijd zo welwillend. Hieruit trekt Fiducia Supplicans de opmerkelijke conclusie dat ook bij relaties die de kerk traditioneel beschouwt als ‘irregulier’, zoals een tweede huwelijk na een eerder kerkelijk gesloten en niet officieel ontbonden huwelijk, of bij een homoseksueel partnerschap, door de kerk om Gods zegen kan worden gebeden. En dat deze zegen dan ook zal worden gegeven.
Een kerkelijke zegen wil in dit geval zeggen, zo formuleert Fiducia Supplicans, dat de kerk bidt dat ‘alles wat waar, goed en menselijk geldig is in het leven van mensen en hun relaties, wordt verrijkt, genezen en verheven door de aanwezigheid van de Heilige Geest’. Opnieuw een hoogdravende Romeinse zin, maar bij deze was mijn hart afgelopen december opgesprongen. Eindelijk erkende de kerk wat iedereen die ogen heeft om te zien in het dagelijks leven kan zien en sommigen onder ons heel concreet ervaren: dat tweede huwelijken en homoseksuele relaties en nog andere verbanden waarover kerkelijke regelaars misschien hun wenkbrauwen fronsen, goed kunnen zijn. Zij zijn niet zelden heilzaam voor mensen die erin leven en dit heil straalt uit naar hun omgeving.
Juist daar waar degenen die er over geacht worden te gaan het niet verwachten, valt Gods werkzaamheid te herkennen. Deze werkzaamheid dient behoed, bewaard en versterkt te worden, dat wil zeggen gezegend, door de kerk, die zich immers verstaat als ‘het teken en het instrument’ van ‘de innige vereniging met God en de eenheid van heel het menselijk geslacht’, zoals het Tweede Vaticaans Concilie het heeft geformuleerd. Ook voor wie het niet zelf betreft zou het een reden tot vreugde moeten zijn als mensen elkaar gevonden blijken te hebben en elkaar behoeden en doen leven, elkaar laten ervaren dat het goed is dat zij er zijn en elkaar vasthouden in goede en in kwade dagen – met het lichaam dat hen gegeven is en met alle verlangens en hartstochten die dit lichaam herbergt.
De laatste zin van Fiducia Supplicans luidt: "Op deze manier zal iedere broeder en zuster kunnen voelen dat zij in de Kerk altijd pelgrims zijn, altijd bedelaars, maar altijd geliefd en ondanks alles altijd gezegend.’ Toen ik afgelopen vrijdag de reactie op Feducia Suppicans las die de Nederlandse bisschoppen een dag eerder publiceerden, trof mij hoezeer de toon ervan precies hier haaks opstaat. Niet de wil om te danken voor wat goed is en te bidden dat dit bestand mag hebben en mag groeien staan centraal, maar de angst dat de indruk zou kunnen ontstaan dat de kerk haar visie op homoseksualiteit zou veranderen. Het gevolg is dat er in de bisschoppelijke reactie niets te vinden is van blijdschap en dankbaarheid als mensen hun geluk vinden en de kerk een rol mag spelen om vanwege dat geluk God te danken en dit geluk verder mag helpen groeien. De Nederlandse bisschoppen komen niet verder dan de verklaring dat zij "niemand de steun en kracht van God wensen te onthouden’. Dat zou er nog bij moeten komen, denk ik dan.
De suggestie van de Nederlandse bisschoppen is nergens dat wij verrast en dankbaar mogen zijn over Gods ondoorgrondelijke wegen. Zij menen dat wij moeten bidden dat de mensen die om zegen, vragen de kracht krijgen ‘te leven in overeenstemming met Gods bedoelingen met de schepping van man en vrouw en van het huwelijk’ en zo ‘God te naderen’. Hiermee wordt precies ontkend wat de Fiducia Supplicans Goddank wel erkent: dat God al in en door hun relatie op verrassende en genadige wijze genaderd is en dat nu juist dit reden is tot dankbaarheid en eerbied.
Het kerkelijk wetboek zegt in Canon 212, paragraaf 3 dat gelovigen
overeenkomstig de kennis, de bevoegdheid en het aanzien die zij bezitten … het recht en soms zelfs de plicht hebben om hun mening aan de heilige herders kenbaar te maken over zaken die het welzijn van de Kerk betreffen en om hun mening aan de rest van de christelijke gelovigen kenbaar te maken, zonder afbreuk te doen aan de integriteit van geloof en moraal, met eerbied voor hun herders en met aandacht voor het algemeen voordeel en de waardigheid van personen.
Okay dan, in alle duidelijkheid. Als hoogleraar theologie en geprofest lekendominicaan kan ik niet anders dan kond doen van mijn teleurstelling en verontwaardiging over de reactie van de Nederlandse bisschoppen. Het gaat er niet alleen om dat aan mijn homoseksuele zusters en broeders en aan de wijze waarop zij naar eer en geweten proberen een leven te leiden dat aan God welgevallig is, opnieuw het respect wordt onthouden wat hen toekomt. Het gaat er zelfs niet alleen om dat zij op deze manier voor de zoveelste keer worden gereduceerd tot hun seksualiteit in de meest enge zin van het woord: dat wat er tussen de lakens gebeurt. De Nederlandse bisschoppen geven hiermee blijk van eenzelfde eenzijdigheid als onze met genitale seks geobsedeerde cultuur, terwijl Fiducia Supplicans nu juist ook oog had voor andere, intrinsiek goede aspecten van relaties. Dit is allemaal al erg genoeg, maar het ergste is uiteindelijk dat de reactie op Fiducia Supplicans van de Nederlandse bisschoppen bemoeilijkt dat de kerk haar roeping vervult: de verwelkomende kerk te zijn die Jezus voor ogen stond en die paus Franciscus op alle mogelijke en noodzakelijke manieren probeert te herstellen.
Deze zondag lezen wij in het evangelie hoe Jezus langs Simon en Andreas en Jacobus en Johannes loopt (Marcus 1,14-20). Zij zijn vissers en druk met hun werk, maar Hij zegt: ‘Kom achter Mij aan.’ Leer van Mij hoe God mensen ziet en met mensen omgaat, zijn licht over de wereld doet opgaan en zo het koninkrijk nabij brengt waarin iedereen niet alleen mag bestaan, maar gezien wordt en kan leven als een onmisbare en kostbare bijdrage aan dat rijk dat ophanden is. Wie in de netten van dit rijk wordt opgevist, wordt niet gevangen maar wordt waarlijk vrij. Altijd pelgrims, altijd bedelaars, inderdaad, maar daarin altijd geliefd en ondanks alles altijd gezegend. Wat er verder ook nog gezegd moet worden in de kerk, dit zou voorop moeten staan. Omdat het voorop staat bij God zoals Hij zich in Jezus doet kennen. – Ik kan het naar eer en geweten niet anders zien.